Kort verhaal

Een helletocht was het geworden. En dat was nog zachtjes uitgedrukt. Vanochtend vóór vier uur met een compleet volgepakte auto vertrokken, om maar voor donker aan te kunnen komen. Nee dus. File na file. Bij een tankstation zag ze haar gegroefde gezicht met vermoeide grijze krullen in de spiegel van de wc. Ze had zich afgewend om maar gauw weer verder te gaan. Bij Basel begon het al te schemeren, bij Geneve werden de sneeuwbuien steeds dikker en op de bergweg het lange dal in was het al pikdonker. Bernice was hongerig en totaal uitgeput. Door de lange reisdag, maar vooral door de afgelopen maanden. Op de besneeuwde haarspeldbochten kon ze haar schuivende zware auto maar met moeite in het spoor houden. De wielen slipten, de motor gierde af en toe met alarmerend hoge toerentallen.

Eindelijk aangekomen in het bergdorpje zag ze tot haar verbijstering dat ze de laatste tweehonderd meter omhoog te voet zou moeten afleggen. Verdomme, de weg was helemaal vol gesneeuwd. Haar gezicht werd ineens rood door een opvlieger. Alles uitpakken moest morgen maar. Met alleen twee weekendtassen en een rugzakje ploeterde ze zwetend naar boven. Bij iedere stap voelde ze nieuwe sneeuw in haar soppende laarzen terechtkomen. Het huilen stond haar nader dan het lachen. Zuchtend zette ze een kwartiertje later haar tassen op de grond om onder haar jas de grote ouderwetse sleutel tevoorschijn te halen. Hij paste. Stukjes ijs en sneeuw spetterden in het rond toen ze met luid gekraak de dikke houten deur open kreeg.

Een paar maanden geleden was ze hier in het dal op vakantie gegaan. Voor het eerst een weekje alleen. Zonder hem. Ze had het ineens niet meer kunnen verdragen bij hem in de buurt te zijn. Het was een verademing geworden. De mensen in het dorp waren vriendelijk. Ze genoot van het wandelen met de  gouden herfstgloed over de Alpen, de frisse berglucht, de roofvogels hoog boven haar, de stilte. Dit was wat haar volle hoofd nodig had. Op een bankje voor een oude berghut had ze in de herfstzon zitten lunchen. Kilometers ver uitzicht met in de verte de besneeuwde toppen. Zo simpel kon het leven zijn. En – dit kon toch geen toeval zijn? – toen ze zich omdraaide, zag ze dat de hut te koop stond. Compleet met inboedel.

Ze had geduizeld bij het idee. Een echte berghut, voor haar alleen? Een hut met een schoorsteen, rood-wit geblokte gordijntjes voor de ramen en geraniums in de vensterbankjes. Het was een impulsaankoop geworden, alleen wel wat duurder dan een leuk jurkje bij Hermès. Maar ze had meteen gevoeld: dit is het, hier hoor ik. Hier moest haar erfenis haar blijkbaar heenvoeren. De formaliteiten bij de dorpsnotaris waren binnen een week afgerond en de sleutel zou na ontvangst van haar betaling naar Nederland worden gestuurd. Niet naar haar huisadres, maar naar dat van een vriendin. Vorige week had ze hem gekregen. En vanochtend had ze hem met een touwtje om haar nek gehangen.

Het bleek nu donker en  bitter koud binnen in de hut. Haar hut. Maar dat deerde Bernice niet. Ze was nog altijd een ‘meisje De Hoogh Van Drongelen’, een vrouw met karakter. Ze liet zich niet klein krijgen. De vorige eigenaar had al zijn brandhout achtergelaten. Met verkleumde vingers stak ze een paar kaarsen aan en kreeg ze een vuur aan de praat. Op het houten bankje bij de kachel voelde ze de hut heel langzaam ontdooien en weer tot leven komen. En – na een opgewarmd blik soep met brood – zichzelf ook weer een beetje. Ze was er. In háár hut. Een bed, een tafel, wat stoelen en een luid snorrende kachel. Meer had ze eigenlijk niet nodig. Ze pakte haar tassen uit. Haar slaapzak, wat kleren, eten en drinken, kaarsen, boeken en haar laptop. De rest kwam morgen wel. Hier zou ze het wel even uithouden. Zonder hém.

Verdomme! Leonard, de zák! Hoe kón-ie? Na al die jaren samen. Maar wat zou-ie op zijn neus kijken als-ie vandaag thuiskwam. Van zijn zoveelste zogenaamde ‘trainingsweekend met het management’. Hij dacht zeker dat ze gek was. Bernices hartslag ging onmiddellijk weer met sprongen omhoog toen ze eraan terugdacht. Ze had al wel een jaar gevoeld dat er iets vreemds speelde. Maar ze kreeg er de vinger niet achter. Had-ie een ander? Wie dan? Een tijdje had ze gedacht aan hun vroegere buurvrouw Charlotte die ze samen nog af en toe waren blijven ontmoeten. Leonard was destijds altijd opvallend close geweest met die knappe meid. Maar die kon het niet zijn want zij bleek al een jaar in Canada te wonen. Maar wie dán?, had het regelmatig door haar hoofd gespookt als ze weer eens alleen in bed lag.

Toen, op een regenachtige ochtend in oktober, had hij een keer zijn telefoon vergeten. Ze had hem op tafel zien liggen terwijl hij juist wegreed naar zijn werk. Het scherm stond nog open. Aarzelend was ze ernaartoe gelopen. Nee, ze kon de verleiding niet weerstaan en scrolde door al zijn berichtjes. Haar verkilde hart was dubbelgeklapt van de shock. Hij had al zeker een half jaar gescharreld. De een na de ander. Weekendjes hier, avondjes daar. Met een Linda, een Anita, een Sanne. En nog wel meer ook. Bernice moest de gifbeker nu tot het einde leegdrinken en ging op zoek wie dat waren.
Mijn god! Die meiden bleken bijna allemaal stagiaires of hulpjes in de huishouding op zijn werk. Onnozele schapen, zo te zien. Als ze nou klasse hadden, als ze nou knap of aantrekkelijk waren geweest, had ze het nog een kunnen begrijpen. Maar dat hij haar bedroog voor zulke suffe grieten, dat was een persoonlijke belediging. Bernice had zich tot op het bot vernederd gevoeld. Dat was ‘the limit’ geweest. Dit liet een ‘meisje De Hoogh Van Drongelen’ niet op zich zitten.

De sneeuwjacht rukte ondertussen steeds harder aan de klapperende raamluiken, maar in haar hut werd het nu behaaglijk warm. Bernice kon haar jas uitdoen. Ze pakte een fles wijn en schonk zichzelf eens in. Mmm. Lekker! En wat stukjes oude kaas zouden hier bij goed bij smaken. Tevreden keek ze om zich heen. Hier kon ze het wel een tijd uithouden.

Onderweg had ze al gezien dat Leonard haar wel tien keer had proberen te bellen en appen. Daar had ze nu even geen behoefte aan. De eikel! Laat hem die suffe schapen maar lastig gaan vallen.