Kort verhaal

Vèhèhèrdómme!! Dat moeten ze hem niet flikken. Heeft-ie even achterom zitten kijken naar die drie knappe blonde meiden die net binnenkwamen zeilen. En toen heeft iemand ’t blijkbaar uit de zak van z’n leren jasje gejat. Op de lege stoel naast hem. Wesley is niet gek. Steeds even checken of alles nog okay is. Zo zit Wesley toevallig wel in elkaar. Ziet alles. Hoort alles. Maar hij gunt hén de lol niet dat zij zien dat-ie het heeft gemerkt. Hij krijgt ze nog wel. Volgende keer. Even doen of-ie nét een shagje wou draaien. Stilletjes ademt hij diep in en uit. In en uit. Cool blijven Wesley. Heel cool en onopvallend voelt ie ook nog even in zijn broekzakken. Nee, daar zit het ook niet. Weg dus! Kut! Het is echt weg. En het weekend moet nog beginnen. De kouwe rillingen gieren al langs zijn magere lijf. Hij moet nieuwe dope zien te vinden. En gauw ook.

’t Is donker hier in de keet. Alleen die twee paarse lampen zijn nog aan. De dikke rookwalm maakt het moeilijk om te zien wie hier allemaal nog binnen zitten. De zuipkeet noemen ze deze container hier in het dorp. En gezopen heeft-ie. Reken maar! Nou ja, màg-ie verdomme ook even zeg?! Na een hele week bikkelen en buffelen in die stinkende melktanks bij de Campina.

Moeizaam staat hij op, trekt zijn leren jack dicht en wankelt naar buiten. Shit! Hoe komt-ie nou op zaterdagmorgen om half vijf nog ergens aan dope. Hier in ’t dorp lukt niet meer. Naar de stad dan maar in godsnaam. Daar in Beijum. Daar zit zo’n gast die de hele nacht doorgaat. In die hoge flat. Hoe heet die straat ook nog maar weer? Nou, ja. Eerst maar naar bij z’n motor zien te komen, daar vóór op ’t erf. Valt niet echt mee, met een half kratje achter de kiezen. Hij dondert bijna om als-ie op z’n motor wil klimmen.

Wesley heeft het nodig. En snel ook! Hij rilt als een gek terwijl hij het gas van zijn Kawasaki open draait. Als-ie ’t maar haalt. Cool blijven Wesley, cool blijven. ‘t ’s voor jou maar een kwartiertje rijden. In het grauwe ochtendlicht blijkt de provinciale weg helemaal leeg. Tot aan de horizon aan toe. Helemaal voor hem alleen. En voor de hunkerend brullende 500 cc onder zijn kont. Maar. Jezusmina! In Winsum hebben ze ’s nachts de stoplichten gewoon aangelaten. De sukkels. Vooruit, gewoon doorknallen. En daar zo meteen voor het bejaardentehuis langs, het gas lekker helemaal open gooien. GRrrrrng. Grnnng! Even die oudjes wakker laten schrikken. Hebben ze weer eens iets nieuws om over te kunnen zeuren.

Kijk, daarginds in de verte rijdt zowaar een auto vóór hem. Even gas vol open. Laten zien wat je kunt. Wat een slakkengangetje rijdt die looser. Zoohoo, met een sierlijke draaiing is hij in een paar seconden langszij. Zo doet Wesley dat, zelf als hij ziek is. En ziek is-ie. Zijn hoofd is één grote prop grijze watten. Het trillen van zijn armen en zijn benen wordt steeds erger. Hij heeft het koud. IJskoud. Het lijkt verdomme de poolwind wel hier, in Adorp. Hij moet nu snel scoren. Gassen! Vlug!

Ah, gelukkig. Daar komen de flats van de stad al in zicht. Hij had eigenlijk nooit geweten dat-ie zó goed kon rijden na een avondje drinken, zelfs als-ie zich beroerd voelt. Maar daar is-ie Wesley voor, Wesley de coole gast. Heeft alles in de hand. Alleen, dat zien ze niet. Al die eikels bij Campina en in de zuipkeet. Zijn ze te stom voor, hebben zij even pech. Okay. Daar komt de laatste grote bocht vóór de stad. Nog één keer dan. Vol gas, Wesley. Jij kunt het.

Nón! Dèh! Júúú!! Zo’n mormel van een hond. Zo’n zwart vuilinsbakkenras. Steekt daar zomaar onverwachts over. Maar Wesley ziet alles. Wesley wijkt perfect uit, Wesley remt altijd beheerst. Wesley kan alles aan. Wesley kan …. Ajjj. Aúhhh! Toch nog nét die dikke boom geschampt in de linker berm. Met donderend geraas vliegt zijn ronkende Kawasaki door de lucht. Met hem erop.

Stil. Stil is het nu. Oorverdovend stil. Alleen het zachte gerammel van melkbussen. Ergens vanuit een boerderij in de verte, zo klinkt het. Waar is hij in godsnaam? Het is hier donker. Alles doet hem zeer. Heel voorzichtig doet-ie eerst zijn linker oog open. Het lijkt wel dichtgeplakt. Dan zijn rechter. Wesley komt bij en ziet zichzelf liggen in de berm van de provinciale weg. De rechtermouw van zijn leren jasje is helemaal opengescheurd. Zijn arm rood. Zijn hooft bonkt. Met iedere hartslag golft er bloed door het gat in zijn mouw naar buiten. Hij ziet het glinsteren in het warme licht van de opkomende zon. Hij wil opstaan. Maar dat lukt niet met die zware motor bovenop hem. Zelfs als hij alleen maar z’n hand wil bewegen, moet-ie al bijna kotsen van de pijn. Dan valt hem iets op. Achter een dikke boom staat een zwarte hond nieuwsgierig toe te kijken. Snuffelend komt hij heel langzaam dichterbij. Stapje voor stapje. Dan vleit het warme dier zich in het bedauwde gras heel voorzichtig tegen Wesley’s ijskoude, shakende lijf aan. Hij sluit zijn ogen.

(c) 2023 Han Pijs